Door: Machiel Bosch
“Het is de zesde keer dat ik werk voor en in Faia Brava. En een keer was ik hier als toerist, maar dat is alweer zo’n tien jaar geleden.
Het aangename van het werk in de natuur is dat het vaak wordt bepaald door de seizoenen. Vandaar dat we nu volop boompjes planten. Voordat over enkele weken de olijvenoogst losbarst. De voorbereidingen van die oogst zijn dan weer voor het plantwerk getroffen. En tussen deze bedrijven door worden er ook nog enkele poelen verdiept en vergroot. Met de bedoeling dat ze meer en langer water vasthouden. Het liefst jaarrond. Dat dit nu gebeurt, heeft niet met een seizoen te maken maar met mijn aanwezigheid. De bevlogen deeltijd directeur Antonio heeft me gevraagd of ik me met deze klus wil bemoeien.
Ik heb het eerder benoemd, water is schaars in Faia Brava. Vooral in de lange, hete zomers. Daarom is er een plan, namelijk om twee poelen te vergroten en te verdiepen zodat ze langer water houden. Het liefst jaarrond. Een poel in het noordelijk deel van het gebied en een in het midden. En er is een budget. Geld van Europa. In de eerste week dat ik hier was heb ik het werk verkend en uitgezet en met Carlos, die alle werk in Faia Brava coördineert, en Antonio bekeken en besproken. De eerste poel die we aanpakken heeft een diepte van ruim drie meter (zie foto) en staat vaak droog. Dat kan dus wel een stukje dieper. Het werk wordt uitgevoerd door een aannemer die beschikt over een kraan op rupsbanden en een flinke portie ervaring.
Bij de kerk van Algodres wachten we op de kraan, we zijn vroeg. De zon schijnt en het dorp ontwaakt (een beetje). We krijgen gezelschap van een hondje dat zich kwispelend tussen Luis, Jose en mij verplaatst. En wat me elke keer weer opvalt als ik hier ben: wat zijn er toch bizar veel honden in Portugal, maar deze is wel leuk.
Daar is de truck met de kraan. De vrachtauto rijdt door tot het allemaal te krap wordt. Daarna gaat de kraan verder op de eigen rupsen. Met een slakkengang naar de eerste poel. De eeuwenoude weggetjes, met aan weerskanten gestapelde muren, zijn niet gemaakt voor brede rupskranen. Maar op een enkele losgetrokken steen na, die snel weer op de muur wordt gelegd, gaat het allemaal goed. Het past net.
Rood-witte lintjes geven de contouren van de uitbreiding aan. Zwenkend, zwaaiend en knikkend en af een toe knerpend met de bak op het graniet graaft de kraan een diep en breed gat. Aan de randen van het werk ontstaan hoge hopen grond. Onder in het gat sijpelt water uit de wanden. Het gat vult zich al met stromend grondwater. Kijk, dat willen we. Als de kuil op diepte is worden de hopen zand verspreid.
Voor Luis en mij is het werk met de handen in de zak. Dat houden we niet vol. De machinist redt zich wel. Een dal verder gaan we verder met het plantwerk. Nu niet in doodse stilte maar met het zachte gegrom van de machine op de achtergrond. Na zes uur zit het werk er voor de kraan op. Het gaat sneller dan ik had verwacht. Het ziet er allemaal wat strak uit. Maar dat is tijdelijk, erosie, plantengroei, gebruik door dieren zullen het gevarieerder maken. Het is, als zo vaak, een kwestie van tijd. Een dag later is het water in de poel zo’n tien centimeter gestegen en stroomt er op diverse plekken nog steeds water uit de wand.”